Hoe om te gaan met beschermde dier- en plantensoorten bij werkzaamheden?

Wilt u schade aan beschermde dier- en plantensoorten voorkomen? Of wilt u juist een goede leefomgeving voor dieren en planten maken? Dan hebben wij een aantal tips voor u! Daarmee draagt u bij aan de kwaliteit van de omgeving van zowel de dieren als die van u. Bekijk de tips per meest voorkomende diersoort. Let op: in veel gevallen is een vergunning voor een flora- en fauna-activiteit noodzakelijk. Deze kunt u bij Omgevingsdienst Haaglanden aanvragen.

Broedvogels (bijvoorbeeld de duif)

  • (Ver)bouw of sloop buiten het broedseizoen. Dit broedseizoen loopt ongeveer van maart tot half augustus. Let op! Sommige soorten broeden tot ver buiten deze periode, zoals de Houtduif en Turkse Tortel. Zo lang een nest in gebruik is, mag deze niet worden verstoord of vernield.
  • Neem vooraf maatregelen om te voorkomen dat vogels binnen het gebied gaan broeden waar u (ver)bouw- of sloopplannen heeft. Zoals bijvoorbeeld het weghalen van oude nesten of het (terug)snoeien van beplanting. Het weghalen van oude nesten mag niet bij soorten waarvan het nest het hele jaar is beschermd. Zoals bij de huismus (zie verderop).
  • Vogels kunt u helpen door het aanplanten van bomen en struiken die al van nature in dit gebied voorkomen (inheems). Ook het aanplanten/zaaien van bloemen draagt bij aan een beter leefgebied voor vogels. Het trekt insecten aan voor de insectenetende vogels en levert zaden op voor de zaadetende vogels.

Vogelnesten die het hele jaar beschermd zijn (bijvoorbeeld de huismus en de kerkuil)

  • De nesten van sommige vogels zijn het hele jaar door beschermd. Dit zijn nesten van bijvoorbeeld de huismus, gierzwaluw, kerkuil en de ooievaar. Gaat het nest door (ver)bouwen of slopen verloren, dan moet er eerst een vergunning flora- en fauna-actviteit komen.
  • Blijft het nest wel behouden? (Ver)bouw of sloop dan buiten het broedseizoen. Het broedseizoen loopt globaal van maart tot half augustus. Stel de werkzaamheden in de nabijheid van huismusnesten ook uit tijdens strenge vorst.
  • Zorg voor aantrekkelijke andere broedplaatsen. U kunt bijvoorbeeld nieuwe nestplaatsen voor broedvogels maken door het vogelschroot 3 dakpannen hoger te plaatsen. Ook kunt u het vogelschroot op enkele plekken onderbreken. Nieuwe bebouwing geschikt maken, is ook een optie. Vooral voor vogels geldt dat het aanplanten van inheemse – en groenblijvende struiken bijdragen aan een betere leefomgeving voor de vogels.

Vleermuizen         

  • Maken vleermuizen gebruik van een pand dat verbouwd of gesloopt wordt en gaat hierbij hun verblijfplaats verloren? Dan heeft u een vergunning voor flora- en fauna-activiteit nodig.
  • Blijft de verblijfplaats gespaard? Werk dan buiten de kwetsbare periode om verstoring te voorkomen. Wanneer deze kwetsbare periode is, hangt af van het type verblijfplaats. Zo hebben vleermuizen zomer-, kraam-, paar- en winterverblijfplaatsen. Een ecoloog kan door onderzoek vaststellen met welk type verblijfplaats je te maken hebt.
  • Maak in de minst kwetsbare periode het gebouw ongeschikt voor vleermuizen. Maken de vleermuizen gebruik van het gebouw? Dan mag het alleen als u hier een vergunning voor heeft. Dit kunt u doen door de klimatologische omstandigheden van het gebouw te veranderen. Bijvoorbeeld door het laten tochten van het gebouw door middel van gaten in het pand of het plaatsen van ‘exclusion flaps’.
  • Bied andere verblijfplaatsen aan. Veel soorten vleermuizen maken gebruik van spouwmuren in bestaande gebouwen. U kunt nieuwe vaste verblijfplaatsen aanbieden door in de nieuwe bebouwing open stootvoegen van minimaal 2 cm breed op minimaal 3 meter hoogte in spouwmuren aan te brengen. Ook kunt u kiezen voor het inbouwen van vleermuiskasten. Door vleermuiskasten op minimaal 3 meter hoogte aan een muur te hangen draagt u bij aan een tijdelijke verblijfplaats voor de vleermuizen.

Reptielen en amfibieën (bijvoorbeeld de rugstreeppad)

  • (Ver)bouw of sloop buiten de winterperiode. Voor poelen en vijvers moet u buiten de voortplantingsperiode werken. Dit laatste geldt alleen voor amfibieën De voortplantingsperiode is afhankelijk van de soort amfibie. Maar u kunt denken aan het voorjaar tot en met september. Voor sommige soorten, zoals de rugstreeppad, is een vergunning flora- en fauna-activiteit verplicht als het leefgebied verloren gaat of wanneer het dier wordt verstoord.
  • Komen deze dieren toch voor? Dan kunt u de dieren wegvangen en op een geschikte locatie veilig terugzetten. Hiervoor heeft u voor bepaalde soorten wel eerst een vergunning nodig.
  • Let op bij bouwterreinen. Het aanbrengen van zand kan aantrekkelijk werken voor rugstreeppadden. Zit de rugstreeppad niet in het projectgebied? Scherm het gebied dan af. Zo voorkomt u dat deze zich daar gaat vestigen.